In deze tijd van Pietendiscussie las ik een mooi verhaal in het boek 1493 van Charles Mann over het stadje Mazagão. Of beter gezegd dé stadjes Mazagão.

In 1769 verlieten de Portugezen hun laatste kolonie in Noord-Afrika. De bewoners van de laatste vesting, Mazagão, werden overgebracht naar Lissabon nadat ze jarenlang in de frontlinie hadden gevochten tegen de Arabieren. Een rustig leventje in Lissabon zat er voor de repatrianten niet in. Het Portugese hof had andere plannen met hen. Ze werden ingescheept en overgebracht naar de monding van het Amazonegebied, de huidige regio Amapá in Brazilië. Opnieuw in de frontlinie, want in Amapá wilden de Portugezen een eventuele invasie vanuit Frans, Brits of Nederlands Guyana (Suriname) voorkomen. De nieuwkomers kregen geld, vee en enkele honderden slaven mee om een nieuw bestaan op te bouwen. Een invasie vanuit Guyana kwam er niet. De Europeanen die het binnenland introkken vielen vrijwel allemaal ten prooi aan malaria en anders wel aan gele koorts. Malaria, meegebracht door de Europeanen, waarschijnlijk al tijdens de eerste reis van Columbus, maakte ongelooflijke aantallen slachtoffers. Zowel onder de Indianen als onder de Europeanen.

Malaria speelde volgens Mann een belangrijke rol in de kolonisatie van Amerika. De Engelsen die in Virginia waren geland wilden na de moeilijke start in Jamestown eerst de indianen op hun plantages laten werken. Maar die stierven aan geïmporteerde ziektes als malaria en pokken. Europese contractarbeiders bezweken ook massaal aan malaria. Daarom zochten de kolonisten uiteindelijk hun heil in een andere, veel duurdere optie: slaven uit Afrika, die waren vaak immuun voor malaria. Slaven waren veel duurder dan Europese contractarbeiders omdat de kolonisten ook hun onderhoud moesten betalen.

Meer naar het noorden is het kouder en ten noorden van de grens tussen Maryland en Pennsylvania, vlak ten noorden van Washington, ligt de geografische grens tussen het malariagebied en het malariavrije gebied. De Mason-Dixon grens, misschien niet helemaal toevallig ook de grens tussen Yankees en Dixies, tussen North en South. De Yankees werkten met contractarbeiders, de Dixies met Afro-Amerikaanse slaven.

Terug naar het nieuwe Mazagão. De Portugezen bouwden een nieuw stadje, compleet met een replica van het fort in Noord-Afrika. Vanuit het droge en winderige Noord-Afrika naar de vochtige moerassen langs de benedenloop van de Amazone. De Portugezen hadden het er moeilijk mee. Twee jaar na hun aankomst besloten ze met een groot festival de geschiedenis die ze in Noord-Afrika hadden achtergelaten te herdenken. In dat festival herdachten ze een strijd met de Arabische sultan Abdallah, die zich twee eeuwen eerder had afgespeeld in 1562. Destijds hadden de Portugezen een Arabische aanval weten af te slaan, volgend de legende dankzij Sint Jakob die met zijn armen gestrekt naar de hemel de zon had belet onder te gaan. Dat gaf de Portugezen net voldoende tijd om de beslissing te forceren. Het festival was een laatste stuiptrekking want de kolonisten werden geteisterd door malaria en andere ziekten. Binnen enkele jaren was de bevolking gedecimeerd. De laatst overgeblevenen besloten daarna weg te trekken. De meegebrachte slaven werden niet ziek, zij waren voor een groot deel immuun. Zij herwonnen hun vrijheid zonder er ook maar iets voor te hoeven doen. Zij en hun nazaten bleven wonen in de omgeving van Mazagão, verspreidden zich langs de rivierarmen en vermengden zich met hun Indiaanse buren. De Portugese administratie bleef aan de Kroon melden dat het gebied beschermd werd tegen een invasie en de slaven wilden dat wel beloven als zij in ruil daarvoor met rust werden gelaten. Tot op de dag vandaag wonen de nazaten van de slaven die zich vermengden met de Indiaanse bevolking en gevluchte Portugese criminelen in Mazagão dat een paar keer opnieuw werd gebouwd.

De Afro-Amerikanen en de Indianen namen het festival van de Portugezen over. Ze bleven de slag om Mazagão uit Noord-Afrika naspelen, ook al hadden zij er part nog deel aan gehad. Het festival bestaat tot op de dag van vandaag. Het is een kleurrijk festival met prachtige kostuums, middeleeuwse zwaarden, paarden en zelfs de ‘steniging’ van een islamitische spion met tomaten en sinaasappels. Het festival is blijven bestaan, maar in de loop der tijd is de viering steeds complexer geworden en rijken aan rituelen waarbij de feitelijke gebeurtenissen steeds meer naar de achtergrond verdwenen. Sultan Abdallah is vervangen door iemand met de mysterieuze naam Caldeira (kookketel). Er is een Trojaanse paard-achtige truc, een gemaskerd bal, een vergiftiging en de tussenkomst van Sint Jakob die het tij doet keren.

dsc_4858

foto: Gabriel Penha

Momenteel staat het festival onder druk. Nieuwkomers proberen van het festival een toeristische attractie te maken. Oude maskers en kostuums worden vervangen en de commercie doet haar intrede. Dit tot onvrede van de ‘oorspronkelijke bewoners’. Globalisering heeft ook de benedenloop van de Amazone bereikt waar de Afro-Indiaanse gemeenschap twee eeuwen lang met rust was gelaten.

Wat kunnen we van het festival in Mazagão met betrekking tot culturele tradities leren?

  • Culturele tradities doorstaan schijnbaar moeiteloos de tand des tijds;
  • Het is prima mogelijk voor buitenstaanders om zich een traditie eigen te maken en er vol overgave aan mee te doen, ook als de herkomst ervan niet verbonden is met die van de buitenstaanders zelf;
  • Een traditie kan in de loop van de tijd veranderen en met de tijd meegaan als de omstandigheden veranderen;
  • Gezien de levensduur van een traditie als het festival van Mazagão zullen de veranderingen in het festival waarschijnlijk geleidelijk zijn gegaan. Misschien wel zo geleidelijk dat niemand echt opmerkte dat de traditie aan het veranderen was.
  • Globalisering leidt er wereldwijd toe dat tradities onder druk komen te staan. Dat voelen mensen als een bedreiging voor hun identiteit en dus gaan ze extra houvast zoeken in wat zij als de oorspronkelijke traditie beschouwen.

Dit is bijna één op één te projecteren op de Sinterklaastraditie in Nederland. Met één duidelijk verschil, namelijk dat Nederland niet één stadje is, maar een land. Iedereen die een beetje  aardrijkskunde heeft gehad, kent de centrum-periferietheorie. Nieuwe ontwikkelingen komen vaak uit het bevoorrechte centrum en verspreiden zich vanuit daar langzaam en stapsgewijs over de periferie. Diffusie noemen we dat. Wanneer het centrum nieuwe ontwikkelingen te snel wil opdringen aan de periferie leidt dat bijna onvermijdelijk tot tegenreacties. Mensen zijn nog niet klaar voor verandering en de redenen om tot verandering over te gaan spelen er nauwelijks.

Door een beetje meer kennis en begrip van geografische patronen hadden we ons een polariserende discussie kunnen besparen en was er een geleidelijk proces van verandering door het land getrokken waarin uiteindelijk de meesten mee zouden gaan omdat iedereen de tijd kreeg om langzaam aan het idee te wennen. Uiteindelijk zal men ook in de provincie best meegaan met de schijnbaar redelijke verandering. Maar op het moment dat het opgedrongen wordt, ontstaat er wrok. De periferie zal zich dan op enig moment wreken. Dat gebeurde al eerder. Bijvoorbeeld in Engeland toen de kosmopolitische elite en de bankiers uit Londen van achteren onderuit werden geschoffeld bij het Brexit-referendum. En het gebeurde met de hautaine Hillary Clinton die de minder succesvolle Amerikanen neerbuigend aanduidde als deplorables. Waarom verzuimen we in Nederland om daar lessen uit te leren? Het is in mijn ogen heel eenvoudig: It takes time to change.

Plaats een reactie